Programmatoelichting:
Alla Napoletana - L'Arpeggiata
za 18 mei '24 / 20:15 / Concertzaal
Programma
ALLA NAPOLETANA
L’Arpeggiata - Christina Pluhar
Céline Scheen sopraan
Benedetta Mazzucato mezzosopraan
Luciana Mancini mezzosopraan
Vincenzo Capezzuto alt
Alessandro Giangrande tenor
Hugo Oliveira bas
Anna Dego dans
Doron Sherwin zink
Kinga Ujszaszi barokviool
Jesús Merino Ruiz barokviool
Diana Vinage barokcello
Josep Maria Martí Duran barokgitaar en theorbe
David Mayoral slagwerk
Leonardo Terrugi contrabas
Nadine Remmert orgel en klavecimbel
Christina Pluhar programmering, arrangementen, artistieke leiding en theorbe
Fred Braye klankregie
Andrea Falconieri 1585/86-1656
Folias echa para mi Señora Doña Tarolilla de Carallenos (Napels, 1650)
instrumentaal
Cristoforo Caresana ca. 1640-1709
La Tarantella (Napels, 1673)
Céline Scheen, Bendetta Mazzucato, Luciana Mancini, Valer Sabadus, Vincenzo Capezzuto, Alessandro Giangrande, Hugo Oliveira
Pietro Antonio Giramo …1619-1630…
La Pazza (arr. Christina Pluhar) (Napels, 1630)
Luciana Mancini
Andrea Falconieri
Brando Lo Spiritillo (Napels, 1650)
instrumentaal
Francesco Provenzale 1624-1704
Cuccopinto de st’arma
Alessandro Giangrande, Hugo Oliveira
traditional
Lo guarracino (Napels, 18e eeuw)
Alessandro Giangrande
Rodolfo Falvo 1873-1937
Dicitencello vuje! (arr. Christina Pluhar)
Vincenzo Capezzuto
traditional
Pizzica di San Vito (Tarantella) (Apulië)
Vincenzo Capezzuto, Anna Dego
Claudio Monteverdi 1576-1643
Amor, lamento delle ninfa
Céline Scheen
Cristoforo Caresana
La Pastorale (arr. Christina Pluhar) (Napels, 1675)
Céline Scheen, Bendetta Mazzucato, Luciana Mancini, Valer Sabadus, Vincenzo Capezzuto, Alessandro Giangrande, Hugo Oliveira
Maurizio Cazzati 1616-1678
Ciaccona
instrumentaal
traditional
La Carpinese (Carpino, Apulië)
Vincenzo Capezzuto, Anna Dego
Pietro Andrea Ziani 1616-1684
Dormite o pupille (arr. Christina Pluhar) (Napels, manuscript ca. 1685)
Benedetta Mazzucato
traditional
Pïzzicarella mia (Apulië)
Vincenzo Capezzuto, Anna Dego
Cristoforo Caresana
La Veglia (a 6 voci vv. Per la nascita di Gesù) (Napels, 1674)
1. Una dama la più fortunata
Vincenzo Capezzuto, Alessandro Giangrande
2. Ballo detto la Barerra - Aria: Non è vero (uit ‘La Veglia’)
Céline Scheen
3. Rezitativo: Basti, sospenda il Ballo
Luciana Mancini
4. Dormi, o ninno
Hugo Oliveira
5. Rezitativo: Silenzio o voci
Vincenzo Capezzuto
6. Gioca all’ ombre
Céline Scheen, Bendetta Mazzucato, Luciana Mancini, Valer Sabadus, Vincenzo Capezzuto, Alessandro Giangrande, Hugo Oliveira
Programmatoelichting
Het Napels van de zeventiende eeuw groeide in sneltreinvaart uit tot een belangrijke bakermat van de opera. De Italiaanse havenstad kende daarnaast een rijke straat- en volksmuziekcultuur die niet alleen vele voorlopers van het huidige levenslied opleverde, maar ook de instrumentale muziek een impuls gaf met bijvoorbeeld de tarantella, de wilde dans die zijn inspiratie ontleent aan het idee dat men alleen genas van een ‘dodelijke’ beet van de tarantula door ongeremd te dansen. L’Arpeggiata concentreert zich met Alla Napoletana op die zeer bewogen zeventiende eeuw, met een uitstapje naar de vroege twintigste eeuw in de vorm van Dicitencello vuje! van Rodolfo Falvo. Deze musicus en cabaretier, een belangrijke aanjager van het twintigste-eeuwse Napolitaanse levenslied, laat horen dat er door de eeuwen heen op het gebied van passie, humor, drama en intensiteit niets veranderd is.
Opera en smartlap
‘Eerst Napels zien en dan sterven’. We danken deze gevleugelde uitdrukking aan Johann Wolfgang von Goethe. ‘Een mens die Napels heeft gezien kan nooit meer treurig zijn’, zo beweerde hij. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Vedi Napoli e poi muori!, sagen sie hier. Siehe Neapel und stirb!’ Goethe wist waarover hij sprak. Hij verbleef van 1786 tot 1788 in Italië waar hij Napels tot zijn favoriete stad rekende. Hij heeft Napels gezien, geroken, geproefd en ongetwijfeld ook gehoord. Al was Goethe niet zo van de muziek, schijnt het. Nog vóór Goethe zich uitliet over de stad ging Charles Burney juist naar Napels voor het ook in de achttiende eeuw internationaal geroemde muziekklimaat. Deze Engelse musicograaf, die door Europa reisde om materiaal te verzamelen voor zijn General History of Music, deed in 1770 Italië aan en schreef vol verwachting over zijn bezoek aan Napels. ‘De overige steden had ik bezocht om een bepaald werk, dat ik mezelf had opgelegd, tot stand te brengen, maar hier hoopte ik mij ten volle te kunnen vermaken. Wat kon een muziekvriend anders denken van een plaats die een Farinelli, Jomelli, Leo, Pergolesi, Piccini, Porpora, de beide Scarlatti’s en ontelbare andere componisten, zangers en muzikanten heeft voortgebracht?’
Zowel Goethe als Burney hebben een punt en schetsen een aspect van de stad. Goethe roemde vooral de pure schoonheid van de gebouwen en de resten daarvan die teruggaan tot de oude Grieken en Romeinen en de majestueuze Vesuvius die al millennia het immer dreigende stadsdecor vormt. Voor Burney was het vooral de opera, waarvan het oudste actieve operatheater in Europa, Teatro San Carlo, nog steeds getuigt. En ook de typerende balkonnetjes waaronder destijds al wanhopige minnaars en zelfbenoemde straatzangers de voorlopers van de smartlap zongen.
Ezels en gokkers
Die muzikale basis gaat terug tot de vroege zeventiende eeuw. Napels vormde de bakermat van de castrati en de commedia dell’ arte en droeg daarmee in hoge mate bij aan de bloei van de opera enerzijds en het levenslied, de smartlap, anderzijds. Een mooi voorbeeld van die laatste categorie in combinatie met invloeden uit de commedia dell’ arte is La Pazza (ca. 1730) van Pietro Antonio Giramo. Een maf werk waarin de gek geworden man zichzelf tot ezel verklaart, een vogel doodt omdat deze mooier zingt dan hij onder het balkon van zijn geliefde en uiteindelijk een monoloog aangaat waarin de falsetstem zijn geliefde vertegenwoordigt, die scherpe antwoorden geeft op zijn wanhopige smeekbeden.
Ook de knotsgekke traditional Lo guarracino uit dezelfde periode past in deze traditie. Het is een tarantella waarin de jacht van een man op een vrouw metaforisch uitmondt in een enorme strijd tussen vissen en aanleiding geeft tot een complete ‘golfoorlog’. Het daaropvolgende Dicitencello vuje! dat Rodolfo Falvo rond 1900 schreef, is in deze context niet meer dan een melancholisch vervolg waarin de man zijn eeuwigdurende liefde voor de vrouw nog eens uitdrukt in een ware smartlap.
Het is een werk dat een rechtstreeks antwoord lijkt op Amor, lamento della ninfa van Claudio Monteverdi, een componist die met zijn opera’s en madrigalen een grote invloed had op de ontwikkeling van het muziekleven in Napels. Die muzikale invloed is goed te horen in La Pastorale uit 1675 en vooral de kerstcantate La Veglia uit 1674 van componist, tenor en een van de eerste sterren van de Napolitaanse opera Christoforo Caresana. La Veglia is een blauwdruk van het Napels van de late zeventiende eeuw. Archaïsche dansen, modernere liederen en een juweel van een wiegeliedje, Dormi, oh ninno, wisselen elkaar af in dit werk waarin Jezus de gokker blijkt die zijn eigen leven op het spel zet.
Hitsige componisten
Napels was destijds de belangrijkste havenstad in de Middellandse Zee en vanuit Afrika en het Midden-Oosten een minstens zo vanzelfsprekende poort naar Europa. Het bleken de voorwaarden voor een culturele smeltkroes die in die tijd zijn weerga niet kende. Joodse en islamitische tradities vermengden zich met katholieke en wereldlijke waarden. En dat uitte zich ook, of misschien zelfs vooral in de muziek. De drang naar experiment en vernieuwing zat de Napolitanen daarbij in het bloed. ‘De zucht naar vernieuwing die in de Italiaanse muziek zulke plotselinge veranderingen heeft teweeggebracht en vaak wonderlijke grillen voortbrengt, veroorzaakt mede dat de plaatselijke muziek hier vreemd is en zowel wat de melodie als de zangtechniek betreft ver afwijkt van wat ik elders aantrof’, schreef Charles Burney al.
Diezelfde vernieuwingsdrang, gecombineerd met de traditie van de muziek van de straat, maakte ook de instrumentale muziek tot iets bijzonders. De Napolitaanse luitist en theorbespeler Andrea Falconieri gaf al in de vroege zeventiende eeuw het voorbeeld met zijn grillige instrumentale werken zoals Folias echa para mi Señora Doña Tarolilla de Carallenos en Brando Lo Spiritillo. Ook de tegenwoordig nagenoeg vergeten Maurizio Cazzati, wiens Ciaccona vandaag op het programma staat, was in het Napels van de zeventiende eeuw een gevierd componist.
‘In hun manier van uitvoeren ligt een nadrukkelijkheid en een vuur die men wellicht nergens anders ter wereld zal aantreffen. Ze zijn zo hitsig dat het bijna in woede omslaat. Deze hevige muzikale atmosfeer zorgt ervoor dat een Napolitaans componist in een werk dat kalm en smeulend begint, de instrumentalisten nog voor het eind ervan in lichterlaaie zet’, constateerde Burney.
Het is die passie die in alles zit. Niet alleen in de oorspronkelijke Napolitaanse pizza Margherita, die de lijst van immaterieel cultureel erfgoed van UNESCO heeft gehaald, maar ook in de kunst, het leven zelf en de omgang van het volk met dat leven. En het is die passie, die levenslust, die tragiek en die humor die de stad niet alleen tot de bakermat van veel instrumentale muziek, opera en levenslied heeft gemaakt, maar die zelfs Goethe deed opmerken dat een mens die Napels heeft gezien niet treurig kan zijn.
Paul Janssen
Biografie
Christina Pluhar
De Oostenrijkse dirigente, luitiste, harpiste, arrangeur en componiste Christina Pluhar is een van de meest innovatieve musici binnen de oude muziekscene. Met haar ontembare enthousiasme won ze in 2009, 2010 en 2011 de ECHO Klassik. In 2018 werd het door haar opgerichte en geleide L’Arpeggiata door de Duitse muzieksite Opus Klassik bekroond tot ‘Ensemble van het Jaar’. Internationaal zijn critici bijzonder lovend over de spontane en virtuoze wijze waarop musici onder Pluhars leiding op een nog niet eerder gehoorde manier leven blazen in barokmuziek. Haar interpretaties, arrangementen en muzikale ontdekkingen beïnvloeden vandaag de dag de wereld van de oude muziek.
Christina Pluhar studeerde gitaar in haar geboorteplaats Graz en vanaf 1984 luit aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, welke studie ze in 1987 voltooide. Vervolgens studeerde ze aan de Schola Cantorum Basiliensis bij Hopkinson Smith en behaalde in 1992 haar diploma voor oude muziek. Ze studeerde barokharp in Basel en aan de Scuola Civica in Milaan.
Sinds 1992 werkt Christina Pluhar als zelfstandig musicus vanuit Parijs. Ze trad op als soliste en basso continuo-speler met ensembles als La Fenice, Hespèrion XXI, Il Giardino Armonico, Les Musiciens du Louvre en Concerto Soave. Van 1997 tot 2005 werkte ze als assistent van Ivor Bolton onder meer aan de Münchner Staatsoper, de Opéra Garnier in Parijs, de Opera in Hamburg en het Maggio Musicale in Florence. Als operadirigent boekt Pluhar grote successen en net als met L’Arpeggiata zoekt ze in die hoedanigheid naar nieuwe wegen. Haar operavoorstellingen zijn revolutionair en ware publiekstrekkers.
L’Arpeggiata
Met de oprichting in 2000 van L’Arpeggiata, vernoemd naar de gelijknamige Toccata van de zeventiende-eeuwse luitist en componist Giovanni Girolamo Kapsberger, bood Christina Pluhar de oude muziekscene een nieuw perspectief. Bij haar staat experimenteel, bevrijdend en improviserend samenspel centraal. Ze doorbreekt het routinematige basso continuo-spel, arrangeert bekende en onbekende werken en geeft de muziek van de zeventiende eeuw een eigen kleur. Door deze nieuwe benadering opende ze de wereld van de barokmuziek voor een breed publiek.
Onder de (gast)musici die Christina Pluhar bij L’Arpeggiata betrekt, bevinden zich niet alleen sterren uit de historische uitvoeringspraktijk, maar ook uit de jazz en traditionele muziekwereld. L’Arpeggiata speelt wereldwijd voor uitverkochte zalen en was in 2012 als eerste ensemble voor oude muziek ooit Ensemble in Residence in de Carnegie Hall in New York.
Tot dusver heeft L’Arpeggiata achttien succesvolle albums uitgebracht, bekroond met tal van prestigieuze internationale prijzen. Denk aan het legendarische album La Tarantella, dat als inspiratie diende voor de film Tous les soleils (2011) van regisseur en schrijver Philippe Claudel. Maar ook aan Mediterraneo met fadozangeres Misia, aan het internationaal bejubelde Music for a while - Improvisations on Purcell met de wereldberoemde Franse countertenor Philippe Jaroussky en het eveneens zeer succesvolle Händel goes wild met countertenor Valer Sabadus, dat in 2018 werd bekroond met de Duitse muziekprijs Opus Klassik. In 2021 verscheen het album Alla Napoletana, dat met het op 3 mei van dit jaar verschenen Wonder Women ook alweer een opvolger heeft.
Céline Scheen sopraan
Die Belgische sopraan Céline Scheen vertolkte rollen in opera’s van onder anderen Händel, Gluck, Haydn, Mozart, Rossini en Bizet. Als concertzangeres zong ze in onder meer Orffs Carmina burana, het Requiem van Fauré, de Krönungsmesse van Mozart en in Bachs Johannes-Passion. Scheen werkte met ensembles als Musica Antiqua Köln, Il Fondamento en het Ricercar Consort, onder dirigenten als Philippe Herreweghe, Jordi Savall en Andrea Marcon.
Benedetta Mazzucato mezzosopraan
De Italiaanse mezzosopraan Benedetta Mazzucato werkt sinds 2014 regelmatig samen met L'Arpeggiata. In Nederland was ze te zien en te horen op het Festival Oude Muziek Utrecht. Daarnaast vertolkte ze (titel)rollen bij internationale operahuizen. Recentelijk maakte ze haar debuut bij de Innsbrucker Festwochen in de rol van Argene in de opera Olimpiade van Vivaldi onder leiding van Alessandro De Marchi.
Luciana Mancini mezzosopraan
De Chileens-Zweedse mezzosopraan Luciana Mancini zingt geregeld in vooraanstaande operahuizen en concertzalen, zoals de Berliner Staatsoper, Elbphilharmonie Hamburg, Teatro Real Madrid, de Wigmore Hall in Londen, Carnegie Hall New York en de Nationale Opera in Amsterdam. Al vanaf het begin van haar carrière werkt zij samen met L’Arpeggiata.
Vincenzo Capezzuto alt
Vincenzo Capezzuto’s internationale zangcarrière omvat samenwerkingen met L’Arpeggiata, waarmee hij tot dusver vijf cd’s opnam. Met Cecilia Bartoli was hij een van de hoofdzangers op het album Gondola van ensemble Il Pomo d’Oro, waarop hij een briljante interpretatie gaf van de achttiende-eeuwse liederen van Venetiaanse gondeliers.
Alessandro Giangrande tenor
Alessandro Giangrande voltooide in 2003 een universitaire studie economie, maar koos daarna toch voor de (barok)muziek. Hij is een graag geziene gast bij de grote internationale operahuizen en festivals, werkte samen met onder anderen René Jacobs, Ottavio Dantone en Jordi Savall en werkte als solist mee aan verschillende opnames, waaronder de Messiah van Händel met La Chapelle Rhenane en de Missa Romana met Concerto Italiano.
Hugo Oliveira bas
Hugo Oliveira, geboren en getogen in Lissabon, zong onder dirigenten als Ton Koopman, Frans Brüggen, Paul McCreesh, René Jacobs, Jordi Savall, Wayne Marshall en Jaap van Zweden. Hij heeft opgetreden met wereldberoemde orkesten en ensembles zoals de Akademie für Alte Musik Berlin, het Orkest van de Achttiende Eeuw, Hespèrion XXI, het London Symphony Orchestra, het Koninklijk Concertgebouworkest, de Nederlandse Bachvereniging en natuurlijk L’Arpeggiata.
Anna Dego dans
Na haar opleiding aan de theateracademie Teatro Stabile (Genua) werkte Anna Dego als actrice. In 1995 trad ze op in het stuk Tango Barbaro onder leiding van choreograaf Adriana Borriello. De ontmoeting met Borriello doet haar besluiten haar verdere carrière te wijden aan danstheater en drie jaar later treedt ze toe tot zijn gezelschap. Sinds 2002 werkt ze samen met L’Arpeggiata.