Programmatoelichting: Fairytale Dances

Lawrence Power en Simon Crawford-Phillips

vr 22 nov / 20:15 / Nieuwe Kerk

Programma

Robert Schumann Märchenbilder
Igor Stravinsky Divertimento
Hector Berlioz La mort d'Ophélie
Sergei Prokofiev delen uit: Romeo en Julia

Programmatoelichting

Robert Schumann Märchenbilder, Op. 113
Robert Schumann componeerde een aantal zeer originele Märchenbilder (Sprookjesschilderijen) voor altviool (of klarinet) en piano. In haar dagboek tekende zijn vrouw Clara op: “Vandaag heeft Robert vier stukken voor piano, klarinet en altviool afgerond, en hij is er erg tevreden over. Hij vindt dat deze compilatie zeer romantisch aanvoelt en daarom de emoties van luisteraars zal aanspreken.”

De eerste van de vier sprookjesvertellingen is een levendig stukje, voor het grootste deel voor de klarinet. De muziek is vooral licht en vrolijk en creëert een fantasierijke stemming als achtergrond voor de drie daaropvolgende delen. Het tempo dat Schumann voor Deel 2 aangeeft, is “levendig en met verkorte tonen”. Hij had hier ook “contrasten” kunnen schrijven – luid-zacht, snel-traag of donderend-vluchtig zijn de tegengestelde stemmingen die het gemengde karakter van Deel 2 vormgeven. Daartegenover zou “dromerig” het zwevende gevoel van Deel 3 goed beschrijven, met de bijna voortdurende ragfijne melodieën voor klarinet en altviool. Het solide, standvastige pianospel is als een verhalenverteller die de verhalen aan elkaar verbindt. De energie van het vierde deel is in evenwicht met de kracht en vastberadenheid die we voelen in de opening. Een lichtvoetig middenstuk biedt een welkome ontspanning dat ons doet terugdenken aan de helderdere middelste delen. Het derde gedeelte is een resolute mars die ons wakker schudt uit het dromerige sprookjesland en ons naar een positief, levensbevestigend einde marcheert.

Igor Stravinsky’s Divertimento voor viool en piano is een bewerking, gecomponeerd door Stravinsky en zijn vriend en violist Samuel Duskin, van de door hemzelf geschreven muziek voor zijn ballet Le baiser de la fée (De kus van de fee), gebaseerd op het sprookje De IJsjonkvrouw van Hans Christian Andersen. In het boek Expositions and Developments legt Stravinsky uit hoe het ballet is ontstaan: “Het idee voor Le baiser de la fée ontstond al in 1895, tijdens mijn eerste bezoek aan Zwitserland, hoewel ik me vooral herinner hoe gefascineerd ik was door de Engelsen die door telescopen de Jungfrau bekeken. In 1928 droeg Ida Rubenstein me op om een compleet ballet te componeren.

In dat jaar werd in de Russisch Orthodoxe kerken in Parijs ook de 35ste overlijdensdag van Tsjaikovski herdacht, wat mij op het idee bracht om het ballet als een eerbetoon aan mijn landgenoot te maken. Ik koos voor De IJsjonkvrouw van Andersen als een allegorisch verhaal over Tsjaikovski zelf. De fee die in het sprookje de hiel van de jongen kust, staat voor de muze die Tsjaikovski bij zijn geboorte zijn talent toebedeelt. Maar anders dan in het sprookje en het ballet, waarin de fee de jongeman claimt bij zijn huwelijk, sterft Tsjaikovski op het hoogtepunt van zijn carrière. Mijn enige voorwaarde tijdens het selecteren van de muziek was dat geen van de stukken door Tsjaikovski georkestreerd waren geweest. Dat betekende dat mijn selectie zou moeten bestaan uit pianomuziek en liederen. Ongeveer de helft van de muziek die ik gekozen heb, kende ik al. De andere stukken waren ook voor mij een ontdekking.”

Hector Berlioz La mort d’Ophélie: Als gevolg van zijn obsessieve liefde voor de Engelse actrice Harriet Smithson was de componist een bewonderaar van de werken van Shakespeare. 15 jaar later, toen hun huwelijk inmiddels was gestrand, haalde Berlioz inspiratie uit de ballade La Mort d’Ophélie van de Franse dichter Ernest Legouvé, gebaseerd op Shakespeares beschrijving van Ophelia’s verdrinkingsdood. De verbeeldingskracht vloeit vooral voort uit de filmische elementen: het visueel beschreven drama van Ophelia’s levenloze lichaam, bedekt met planten, drijvend op de stroom. In de setting gecreëerd door Berlioz is het zacht kabbelende water bijna voelbaar.

Sergei Prokofiev Acht delen uit Romeo en Julia: Intro, Julia als jong meisje, Dans van de Ridders, Broeder Lorenzo, Mercutio, De dood van Mercutio, Carnaval en De dood van Julia.

Ook hier is Shakespeare de inspiratiebron voor deze betoverende acht stukken balletmuziek voor Romeo en Julia, Opus 64 van de grootse Oekraïense componist en verhalenverteller Sergei Prokofiev en bewerkt door de fantastische Russische violist Vadim Borisovsky.

Uitvoerenden

Lawrence Power altviool
Simon Crawford-Phillips piano

Binnenkort in Amare

Capriccio Pastorale

Capella de la Torre brengt een Italiaans renaissancefeest

vr 13 dec ’24 / 20:15

Weihnachts-Oratorium

Nederlands Kamerkoor & B'Rock

wo 18 dec ’24 / 19:30

Música Temprana

Misa Criolla

wo 25 dec ’24 / 14:00 - 16:00