Schuberts korte leven speelde zich af in een van de woeligste periodes van de Europese geschiedenis. Na de aardschok van de Franse Revolutie volgden de turbulente jaren van de Napoleontische oorlogen. Schubert beleefde het in 1809 van dichtbij, toen tijdens de belegering van Wenen een vijandig projectiel zich door het dak van de kostschool boorde waar hij als koorknaap verbleef.

Het was op het Congres van Wenen (1814-15), in Schuberts eigen geboortestad, dat de grootmachten de kaart van Europa hertekenden in een poging orde op zaken te stellen. De ‘decision makers’ waren stuk voor stuk aristocraten en konden niks beters bedenken dan de klok een paar decennia terug te draaien. Dat was op zijn zachtst gezegd ‘een beetje dom’ en sowieso een garantie voor nieuwe revoluties.

Restauratiepolitiek

In het Keizerrijk Oostenrijk stuitte de repressieve restauratiepolitiek van Metternich op veel weerstand bij de jongere generaties. Er zijn aanwijzingen dat Schubert in zijn periode als schoolmeester sympathie had voor de studentenprotesten. Eén keer werd hij samen met een vriend opgepakt en ondervraagd door de politie. Hij kwam er – in tegenstelling tot de vriend –  met een waarschuwing vanaf. 

Het openbare leven was hoe dan ook een mijnenveld en de geheime politie was uiterst actief. Geen wonder dat een belangrijk deel van het geestesleven zich in een zelfgekozen lockdown terugtrok in de huiskamer, waar de censuur geen vat op had. Later werd deze periode enigszins minachtend het Biedermeier genoemd en geassocieerd met de sentimentele gezapigheid van de opkomende burgerij. Maar dat was een parodie. Ondanks zijn voorliefde voor de intieme en huiselijke genres, doet de zeggingskracht van Schuberts muziek in niets onder voor de universele geweldenaar Beethoven.

Schubertiades

Belangrijk voor de verspreiding van zijn muziek waren de zogenaamde ‘Schubertiades’. Het waren informele bijeenkomsten in het huis van vermogende vrienden, waarbij veel van zijn nieuwe werken klonken. Met name talrijke liederen beleefden op deze avonden hun première, meestal met Schubert zelf achter de piano. Soms zong hij zelf, maar hij liet het zingen liever over aan zijn vriend, de beroemde bariton Johann Michael Vogl.